2.2.2.5 Woord

Het Nederlandse woord ‘grens’ werd in de 16e eeuw door Duitse predikanten geïntroduceerd in het Nederlands. Voordat ‘grens’ ingeburgerd was, waren in het Middelnederlands voor het begrip de termen, zoals ‘pael’. Midden 13e eeuw was door de Duitse Orde het woord greni(t)z(e) geleend van het (noord-)Slavische grani. Door de opkomst van de staat,  begon het woord grens de semantische lacune op te vullen die het anachronistisch worden van het begrip mark had geschapen: ‘grens’ betekende nu een in het landschap bewandelbare, en in de grenstekens afleesbare en ervaarbare lineaire afscheiding.

De Romaanse talen hebben frontière voor grens afgeleid van het Latijnse frons (voorhoofd): het is afgeleid van een adjectief, ‘qui fait front’ en heeft een militaire oorsprong. In andere talen heeft het woord dat voor het begrip ‘grens’ gebruikt werd dan weer verschillende oorsprongen en varianten.

Meer:    222_5_woord.pdf (236,1 kB)

Alle publicaties    222_5_woord_leeswijzer.pdf (69,7 kB)