2.2.1.3 Proxemics

 

Life has to do with walls

John Hejduk°

Frederick Hammersley, City Limits, 1991

Iedereen heeft naast een fysische ruimte, ook ‘persoonlijke’ ruimte nodig, verdeeld in een aantal afstanden en bijgevolg grenzen. Dat wordt bestudeerd door de leer van de proxemics: de studie van de afstanden in de ‘persoonlijke’ ruimte van de mens. Hierbij onderscheidt men vier ruimten en grenzen.

Persoonlijke grenzen liggen ook aan de basis van de indeling van huizen. Huizen en in bredere zin de architectuur, die voor individu en gemeenschap een teken is dat bindt, zorgen door het stellen van grenzen, voor een eerste menselijke ordening in het landschap. De hedendaagse trend is daarentegen eerder gericht op infrastructuur en netwerken, met tot gevolg een verregaande versnippering van de (stedelijke) ruimte en daardoor het ontstaan van desoriëntatie, afstand en barrières en tenslotte het verlies van identiteit. De architectuur ‘vergeet’ op die wijze immers haar functie als vormer van een eenheid van tijd en ruimte. Hedendaagse barrières zijn daarenboven in toenemende mate onzichtbaar en camoufleren het geweld dat sociale hiërarchiën in de ruimte met zich meebrengen, waarbij iedereen automatisch een bepaalde plaats in de ruimte krijgt (of zelfs helemaal geen...). Heel goed zichtbaar daarentegen zijn de zgn. gated communities. Meer: 221_3_proxemics.pdf (49 kB)

Belangrijke publicaties
 
Cloud (H.) & Townsend (J.), Boundaries, Grand Rapids, 1992: vertaald als Grenzen, Wanneer zeg ik ja, wanneer zeg ik nee. Hoe bepaal ik mijn eigen grenzen, Hoogbeekland, 1997.
 
 Hall (E.T.), The Hidden Dimension, New York, 1966. Over de proxemicsleer.
 
Hamers (D.), Niemandsland, Rotterdam, 2006
Hierin bespreekt de auteur de veldjes, randen en rafels van het stedelijk landschap die (ogenschijnlijk) geen bestemming of eigenaar hebben; behandelt o.m ook de tweedeling van de hedendaagse (Westerse) wereld in ‘space of flows’ en ‘space of places’ (naar Manuel Castells) als kader.
 
 
° “Life has to do with walls; we’re continuously going in and out, back and forth, and through them. A wall is the quickest, the thinnest, the element we’re always transgressing”: architect John Hejduk (in I. Volner, The Great Great Wall, s.p.).